Datum: 31 maart 2020
Ook ik hoor bij de groep leeftijdsgenoten die bewust de oorlogsjaren heeft beleefd. Niet veel mensen zullen in hun leven evenwel een wereldoorlog en een pandemie hebben meegemaakt. Ik wil proberen in dit stukje enkele overeenkomsten en verschillen te noemen die met het door de omstandigheden opgelegde isolement waren en zijn verbonden.
Ik beschrijf hier eerst de beleving van een 12 jarig meisje in de laatste fase van de oorlog.
Wij woonden in de smalle strook van Limburg, oostelijk van de Maas. De grens met Duitsland werd door het congres van Wenen zo geschetst om te voorkomen dat een kanonskogel, afgevuurd in Duitsland de westzijde van de Maas kon bereiken. Vandaar dat de grens min of meer exact de kronkelingen van de Maas volgt. Gezien de draagwijdte van de toenmalige kanonnen was dit dus een zeer smalle strook.
In de herfst van 1944 lagen de Engelsen westelijk van de Maas, de oostzijde was Duits bezet gebied. In november werden de beschietingen zo hevig en frequent dat het niet meer verantwoord was om nog normaal in huis te wonen. Wij gingen “ondergronds”, d.w.z. een deel van de grote fabriekskelder van de sigarenfabriek van mijn vader werd klaargemaakt om ons: ouders en 4 kinderen van 14, 12, 10 en 4 jaar oud plus een jong echtpaar met baby te huisvesten. Geen sanitair, geen water, geen verwarming en geen enkel ‘‘eigen” plekje. Met opgehangen dekens werden wat slaapplaatsen gecreëerd. In de muur was een gat gehakt om eventueel te kunnen ontsnappen. Er was nog een dubbele muur gebouwd, waarin enkele machines, voorraden tabak en sigaren, papieren en andere “kostbaarheden” waren verstopt. Tijdens de beschietingen stonden we doodsangst uit dat deze clandestiene ruimte door de Duitsers werd ontdekt. De andere kant van die muur, de grotere kelders, waren bestemd voor de Duitsers. Bovenin de fabriek was een uitzicht post. Die werd vanaf de Engelse kant onophoudelijk beschoten. De Duitsers rolden dan de trap af, vergezeld van grote brokken puin. Op de droogzolders in de fabriek waren Hitlerjugend, groepen Russische vrouwen, die in lange rijen harde broden, “kuch” doorgaven en reguliere Duitse soldaten op stro gehuisvest.
De bevolking werd in kleine groepen geëvacueerd. Om dat te organiseren was er een evacuatiecommissie ingesteld, met o.a. mijn vader als een van de leden. Mijn moeder moest in de schaarse onderbreking van de beschietingen de toegekende rantsoenen ophalen. De mannen mochten niet op straat. Wij waren ziek van angst als zij nog niet terug was als de beschietingen weer begonnen.
Ik was een klein potje met grote oren en hoorde dus veel maar niet alles van wat de volwassenen zoal fluisterend bespraken. Vader hoorde allerlei geruchten van leden van zijn commissie. Vluchtplannen, ’s nachts over de Maas. Iedere nacht werden er bootjes beschoten. Wij hadden van dekens gemaakte rugzakken klaarstaan met wat reservekleren. Ik was in doodsangst dat wij ook zouden gaan. Wat ik hoorde, begreep ik maar gedeeltelijk. Dat maakte alles nog veel dreigender.
Wij zijn vanaf november 1944 tot september 1945 niet naar school kunnen gaan.
Nu de beleving van maatregelen rond het coronavirus van een inmiddels 87 jarig meisje.
Ook verplicht binnen blijven, ook permanent angstig, ook niet weten wanneer de dreiging afloopt, ook geen enkel fysiek contact met kinderen, kleinkinderen, vrienden en kennissen.
Maar toch, wat een verschil. Het comfortabele wonen in een verwarmd huis met mijn lieve man waarmee ik al 65 jaar ben getrouwd, het kunnen praten met kinderen, kleinkinderen en vrienden via een keuze aan communicatiemiddelen, het kunnen lezen van iedere week weer andere boeken, het kunnen genieten van de zon in de kamer, mooie concerten, en de vele interessante documentaires en spannende films op tv.
(Helaas is dit niet de beleving van slachtoffers, hulpverleners, en anderszins getroffenen).
Ik geef de pen over aan Henk Geurts